Waarom ik wandel (en blijf wandelen)
Ik krijg regelmatig de vraag waarom ik zoveel wandel. “Je komt toch nergens,” wordt er dan gezegd. “Je stopt waar je begint.”
Ik probeer dan vriendelijk te glimlachen (heel soms lukt dat ook echt), want mijn wandelteller staat inmiddels op zo’n 2.000 kilometer dit jaar. En dat zijn stuk voor stuk, oké bijna stuk voor stuk, kilometers die mij ergens hebben gebracht.
Wandelen is voor mij geen doel op zich, het is een manier van leven geworden. Buiten zijn, hoofd leegmaken, gedachten ordenen, nieuwe ideeën laten binnenwaaien. Het is ontspanning, reflectie en soms ook gewoon: een goed excuus om even weg te zijn van telefoon, laptop en het dagelijkse gedoe.

Sinds mijn pelgrimstocht vorig jaar neem ik soms letterlijk de tijd om ergens te gaan zitten en alleen maar te luisteren naar mijn ademhaling. Geen appjes, geen gedachten, geen stress. Alleen adem. En dan, na een paar minuten, sta ik weer op en loop verder. Een klein moment van rust in een wereld vol ruis.
Een paar dagen zonder wandelen en ik voel het meteen: onrust in mijn lijf, een hoofd vol herrie. Misschien is het inmiddels wel een verslaving. Maar dan wel eentje die je helpt om te onthaasten. Geen wandeling is hetzelfde. Soms denk ik: vandaag wordt een grote tocht, en na vijf kilometer ben ik alweer thuis. Andere keren plan ik een klein rondje, en ben ik twintig kilometer later nog steeds onderweg.
Zonder tijdsdruk loop ik vaak toch met een rugzak. Gewoon, voor het geval dat. Wat eten, wat drinken, een regenjas. Je weet maar nooit waar je uitkomt of hoe lang het duurt. Op alles voorbereid, behalve op mijn gedachten. Die springen van hot naar her, tot ze na verloop van tijd vanzelf tot rust komen.
Wandelen is niet alleen maar de ene voet voor de andere zetten. Het is zoveel meer.
Dat heb ik pas echt ontdekt op de S:t Olavsleden.
Nieuwsgierig geworden? In mijn boek vertel ik over die pelgrimstocht, over alles wat ik tegenkwam, onderweg én in mezelf.
Lees het hier: www.stolavsleden.nl/mijn-boek